Concretiseringen

© Filip Van Loock KU Leuven

Tegen de boven beschreven achtergrond wil ik de daarmee verbonden betrachtingen concretiseren, evenwel - ik beklemtoon het nogmaals - na grondig overleg met mijn toekomstige team, in een aantal beleidsopties bij het functioneren van de diverse gremia en geledingen van onze faculteit, die hier slechts verkennend vertolkt worden.

1. Het faculteitsbestuur en de faculteitsraad: van 'informatie' naar 'actieve participatie'

a. De faculteitsraad

Een indruk die ik over de jaren heen, in mijn wisselende dienstverlenende taken en bestuurstaken (zie infra) opdeed, betreft het feit dat heel wat van onze gremia vooral en vaak de facto bijna louter 'informatief' zijn. Er is een faculteitsbestuur (FB), dat een kernbestuur van drie vicedecanen distilleert, waarin met de decaan kwesties besproken worden. Deze kwesties worden geïnformeerd en besproken in het gehele faculteitsbestuur, doorlopen daarna de betreffende gremia, komen terug naar het faculteitsbestuur en worden dan geagendeerd voor de faculteitsraad (FR), waar in principe weer bespreking en goedkeuring zou moeten volgen, maar waar vaak opnieuw vooral informatie gegeven wordt, zonder of althans met te weinig actieve participatie in beleid en aanpak.

Dit proces heeft tot gevolg dat de FR (en bij uitbreiding ook de ZAP-avonden) veel te veel het karakter krijgt van een 'info-bijeenkomst', in oprechte en grondige kennisgeving van processen en besluiten die evenwel vaak de facto al genomen zijn. Natuurlijk is het absoluut nodig dat ontwikkeling van beleid via de verschillende gremia zijn weg gaat, en dan pas meegedeeld of ter goedkeuring voorgelegd wordt. Echter, de FR moet tegelijk en eigenlijk vooral een orgaan zijn waar 'bottom-up' de ganse vertegenwoordiging van alle geledingen van de faculteit een 'insteek' in dat beleid moet hebben. Het mag niet blijven bij 'top down' informatie vanuit het FB. Veeleer moeten we de zaak omkeren.

Vanuit de FR moeten kwesties aangebracht worden die alle leden van FTRW ter harte gaan. Bekommernissen moeten gecommuniceerd kunnen worden. Kwesties die in de ervaring en beleving van leden van onze faculteit opgevolgd moeten worden, mogen naar voren gebracht worden. Initiatieven die zouden moeten genomen worden, mogen voorgesteld worden. De insteek gaat met andere woorden vanuit de FR naar het FB: van idee en zorg in de FR naar opvolging en uitvoering in het FB, met nadien opnieuw terugkoppeling naar de FR. Er ontstaat dus een cirkel van gedeeld beleid, in reflectie en actie, tussen FR en FB.

een cirkel van gedeeld beleid, in reflectie en actie, tussen FR en FB

b. Het faculteitsbestuur

Om in dit verband de aspecten van 1) receptieve observatie en onbevangen luisterbereidheid, 2) brede en intense participatorische analyse en dito besluitvorming, 3) waarachtig, authentiek en integer handelen en 4) transparante communicatie (cf. supra sub I) optimaal te realiseren, beoog ik, in geval van verkiezing, ook binnen het FB grotere en bredere participatie.

Ik plan vooreerst de uitwerking van een team rond elke vicedecaan in de respectievelijke domeinen van onderwijs, onderzoek en internationalisering. Verder wil ik, met het oog op meer efficiëntie en minder vergaderlast, het tempo of de ritmering van de geplande vergaderingen herzien. En tot slot beoog ik met elke afzonderlijke groep, zowel op het niveau van de inhoudelijke domeinen als wat betreft de verschillende vertegenwoordigingen in het FB, grondiger overleg, met het oog op het beluisteren, detecteren en bespreken van specifieke bekommernissen en agendapunten.

De decaan zelf beoogt in de uitoefening van haar opdracht overigens een ernstige delegatie van verantwoordelijkheden zowel in de beleidsontwikkeling als in de implementatie en actie, én in haar vertegenwoordiging.

In dezelfde context stel ik voor de diverse, en door de jaren heen 'opgehoopte' taken of 'portefeuille' van de vicedecanen te decentraliseren en bepaalde aspecten, die geheel eigen aandacht en expertise vereisen, toe te vertrouwen aan afzonderlijke verantwoordelijke ZAP-leden. Eén aspect in deze context is bijvoorbeeld een respectievelijk aanspreekpunt als 'liaison' tussen de faculteit en de diverse godsdiensten en levensbeschouwingen in Vlaanderen. Een ander aspect betreft bijzondere en gerichte aandacht voor PR, media, communicatie, recrutering, wetenschapscommunicatie en relaties ad extra. Andere belangrijk punten zijn adequate ICT-ondersteuning of diversiteit. Tot slot verdient ook de werking van en reflectie over de organisatie van onze RZL-opleidingen een specifieke aanpak, die niet per se enkel door, zij het in samenspraak met, het vicedecanale team onderwijs moet gebeuren. Op analoge wijze zijn er aspecten binnen onderzoek en internationalisering die door verschillende personen ondersteund kunnen worden.

Bovendien, en tot slot, overweeg ik, net als op een gemeenteraad, om de vergaderingen van het voltallige FB open te stellen voor waarnemende leden die interesse hebben. Daarnaast voorzie ik, met het oog op direct en persoonlijk contact, ook een wekelijks spreekuur voor open gesprek met de decaan (naast afspraken die natuurlijk ook gemaakt kunnen worden op eender welk ander beschikbaar moment).

c. De respectievelijke gremia

In de boven beschreven context heeft elk van de genoemde drie vicedecanale teams een eigen participatorisch facultair orgaan. Voor Onderwijs is dat vanzelfsprekend de POC, die ik opnieuw facultair wil organiseren met gelijkwaardige aandacht voor de verschillende programma's aan onze faculteit. Voor Onderzoek is er de Onderzoeks- en Doctoraatscommissie. En voor Internationalisering wordt opnieuw het Advisory Committee for International Students (ACIS) opgericht. Ik verwijs hier naar het initiatief dat ik eerder nam als vicedecaan internationalisering en dat nog steeds op de website aanwezig is, en dat als een bijzonder goed werkende pionier in zijn soort aan de KU Leuven werd gepercipieerd. In elk van deze drie gremia worden ZAP, ABAP, ATP en studenten vertegenwoordigd, om zo op elk vlak een zo breed mogelijke en tegelijk efficiënte participatie in ons beleid te garanderen.

2. Een ondersteunende én ondersteunde ATP-geleding

Op het vlak van administratieve en technische ondersteuning is onze faculteit gezegend met een staf die in tomeloze inzet, onvermoeibaar en onberekenbaar alle mogelijke ondersteuning biedt. Echter, die ondersteuning moet ook zelf, op haar beurt, ondersteund worden.

Er werden, door allerlei omstandigheden en situaties, de laatste jaren m.i. heel wat 'korte termijn' oplossingen doorgevoerd, puzzelstukjes bij elkaar gelegd en weer verlegd, brokjes toegevoegd of gelijmd, en dat helaas soms zonder voldoende onderling overleg en in te weinig directe en transparante communicatie. Er is op dit vlak meer overleg nodig. Het systematisch nagaan welke taken er zijn en uitgevoerd moeten worden en wie wat doet op dit moment is een eerste onontbeerlijke zaak, maar daarnaast moet ook ernstig aandacht gegeven worden aan de rijke diversiteit in talenten en capaciteiten die de ATP-medewerkers in huis hebben. Zit ieder op de juiste plaats? Kan er werk (her-)verdeeld worden, niet puur vanuit meer pragmatische efficiëntie (die er sowieso het resultaat van zal zijn), maar vooral vanuit de eigenheid en de voorkeuren van de betrokkenen zelf. Het heroverwegen van de rol van thuiswerk, in ieders situatie, is daarvan een concreet voorbeeld. En ook hier moet het bevorderen van een positief klimaat van menselijke betrokkenheid verstevigd worden in heldere communicatie, en waar wenselijk, ook in het delen van vreugde en verdriet en het dragen van mekaars aanwezigheid.

eigenheid en de voorkeuren van de betrokkenen zelf

3. De ABAP-geleding: tegelijk leerling en meester

Onze faculteit wordt voor een groot stuk ook gedragen door de veelvoudige en veelvormige inzet van het assisterend en bijzonder personeel. We beschikken daarmee over een schat van intellectueel potentieel en heel veel goede wil in mensen die, in jong en krachtig enthousiasme en in oprechte ambitie, onderzoek doen en zowel het onderwijs als de dienstverlening aan onze faculteit ondersteunen en mee helpen garanderen. De bereidwilligheid waarmee zij vele en velerlei taken opnemen is groot. Dat is een eerste gegeven dat we scherper en bewuster onder ogen moeten zien, en hen daarin ook waarderen en verwelkomen.

Evenwel is hun positie niet altijd makkelijk. Vaak ziet men helaas in een (soms vertrokken of vaak onbewuste) machtsdynamiek onevenwichtige verhoudingen ontstaan. Tegenover de vele taken die zij vervullen staan ook rechten, die niet altijd gerespecteerd worden. In een cultuur van 'ownership', die ik supra aan de orde stelde, wordt iedere betrokkene sterker verbonden als er ook vice versa vanuit de organisatie, in ons geval de faculteit, een meerwaarde gecreëerd wordt voor het individu. In het geval van het ABAP is dat op de eerste plaats een gedegen, ernstige en betrokken begeleiding en dialoog omtrent het door te voeren onderzoek. Maar ook in de context van hun dienstverlening en assisterende of plaatsvervangende onderwijstaken, moet er een winsituatie gecreëerd worden: niet enkel aan de kant van het ondersteunde ZAP-lid, maar ook aan de kant van het ondersteunende ABAP-lid. Plaatsvervangend of assisterend lesgeven mag/moet bijvoorbeeld gepaard gaan met begeleiding en training. Taken die hen toevertrouwd worden moeten idealiter een component van het verwerven of versterken van 'transferable skills' bevatten, die liefst ook geëxpliciteerd wordt. Taken die uitgevoerd worden, moeten ook erkenning krijgen. En dit hele proces is aan beide zijden, zowel bij het coachende ZAP-lid als bij het ondersteunende ABAP-lid, een eerlijke houding van wederzijdse betrokkenheid en verantwoordelijkheid, of zo men wil 'accountability', nodig. Tot slot moet ook de prangende toekomstvraag waarmee deze geleding geconfronteerd wordt, ernstig genomen worden. In open gesprek moeten zorgen, ook rechtstreeks met de decaan, op zijn minst besproken kunnen worden.

een eerlijke houding van wederzijdse betrokkenheid en verantwoordelijkheid, of zo men wil 'accountability'

4. De studenten

Studenten vormen aan onze faculteit een evident aanwezige, maar bijzondere groep. De huidige studentengeneratie kiest uitdrukkelijk voor een minder evidente studierichting, evenwel aan een wereldvermaarde faculteit die terecht trots mag zijn op haar verwezenlijkingen. De waarde en kwaliteit van een diploma, waarvoor onze faculteit borg wil blijven staan in de actuele maatschappelijke context mag en moet studenten tot fierheid kunnen blijven strekken. Het is derhalve voor studenten en toekomstige studenten een noodzaak om ad intra én ad extra dat bijzondere karakter van onze faculteit te benadrukken. Niet schuw op de achtergrond te blijven noch aan de zijlijn blijven staan, maar met gepaste fierheid onze plaats te blijven opeisen, binnen de universiteit, in de samenleving, in de kerk en in andere contexten van levensbeschouwelijke zingeving. Bovendien is in dit hele proces ook de actieve en ernstig genomen participatie van studenten cruciaal, in alle aspecten die het goede functioneren van onze faculteit aangaan.

Tegelijkertijd is het aan deze unieke faculteit, en a fortiori in de moeilijke coronatijden die we (hopelijk) grotendeels achter de rug hebben, zeer belangrijk om net als alle andere faculteitsleden een 'sense of belonging' (zie supra) te kunnen ervaren en uitbouwen. In deze context is, hetgeen al jaren een bezorgdheid is, extra aandacht nodig voor de integratie van studenten in de Nederlandstalige en Engelstalige programma's. Daartoe, en in het bijzonder met het oog op integratie en welzijn, kan opnieuw een Nederlandstalige afvaardiging ook de vergaderingen van een heropgericht Advisory Committee for International Students (ACIS) bijwonen, waar internationale studenten vertegenwoordigd worden door afgevaardigden uit de respectievelijke delen van de wereld (met hun eigen geëxpliciteerde en gerespecteerde gevoeligheden en waarden), zoals dat onder mijn eerdere vicedecanaat internationalisering het geval was en zeer goede vruchten afwierp. Vandaaruit kunnen ook opnieuw gezamenlijke activiteiten gestimuleerd en gefaciliteerd worden.

Tot slot is zeker en vast ook terdege reflectie - en vooral ook actie - nodig in de optimalisering en het onderhoud van een geschikte en gezellige ontmoetingsruimte.

5. Internationalisering

Aansluitend bij het eerder genoemde vicedecanaat internationalisering is voor mij 'internationalisering' niet alleen een cruciaal, maar binnen de KU Leuven én wereldwijd ook een toonaangevend aspect. Onze faculteit vierde (tijdens datzelfde mandaat) reeds in 2018 vijftig jaar internationale programma's, op een moment dat de KU Leuven als geheel ook steeds meer nadruk op 'truly international' begon te leggen. Het is derhalve voor onze faculteit van het grootste belang deze internationalisering ernstig te nemen, ze in groeiende mate, maar weldoordacht, verder uit te bouwen en er haar pioniersrol in te beklemtonen.

van het grootste belang deze internationalisering ernstig te nemen, ze in groeiende mate, maar weldoordacht, verder uit te bouwen en er haar pioniersrol in te beklemtonen

In de vijf jaar van mijn vicedecanaat internationalisering werd heel wat gerealiseerd in een aantal initiatieven en samenwerkingsakkoorden die nu - na de moeilijke periode van corona waarin internationalisering natuurlijk in een ander ritme gedwongen werd - opnieuw opgenomen, herbekeken en verder uitgewerkt moeten worden. Er zijn heel wat samenwerkingsmogelijkheden voorhanden, maar het is m.i. van belang selectief partners te kiezen vanuit twee verschillende perspectieven. Enerzijds is het belangrijk met sterke academische partners in zee te gaan waar het bijvoorbeeld joint degrees of zelfs joint Erasmus programs betreft. Anderzijds is het een taak van onze faculteit om in dienstbetoon aan de wereldkerk en in een uitdrukkelijke optie voor armen en zwakkeren ook samenwerking mogelijk te maken met partners in de Global South. Voor hen betekent samenwerking met ons - hoe die dan ook op verschillende wijzen kan ingevuld worden - een springplank naar meer waardering en impact in hun regio.

In deze internationalisering wil ik graag - zonder enige verplichting natuurlijk - alle geledingen van de hele faculteit betrekken: ZAP'ers en ABAP'ers die kunnen gaan lesgeven of onderzoek toelichten, ATP'ers die hun manier van werken kunnen aanleren en illustreren, studenten die in uitwisseling hun horizon verruimen en verrijkt terugkeren. In dit kader bieden de gevoelig gegroeide en vertrouwd geworden online-mogelijkheden extra en nieuwe kansen. En natuurlijk voegt ook vice versa het ontvangen van buitenlandse collega's een intrinsieke meerwaarde toe. Er zijn daarenboven tal van universitaire mogelijkheden, die te weinig bekend zijn: onderzoeksverblijven, congressen, expert seminars, joint courses, stages zelfs na het afstuderen (mobility for all), en natuurlijk alle mogelijkheden binnen het Erasmuskader. Een transparante en duidelijke communicatie hieromtrent moet alle leden van onze faculteit ten goede komen en hen enthousiasmeren om daadwerkelijk te participeren.

Tot slot, in deze en andere contexten is bovendien een rechtstreeks en duidelijk overleg met de verschillende gremia van de universiteit en het rectoraat wenselijk in een sfeer van wederzijdse openheid en vertrouwen. Voor mij hoeft en mag er niet gedacht worden in 'wij hier' en 'zij daarboven'. Zonder al te veel drempel moet op een toegankelijke manier dialoog mogelijk zijn. En dat is een realiteit waartoe ikzelf al verschillende malen initiatief nam, mocht ervaren en die ik wens verder te zetten. Open gesprek brengt op dat niveau misschien niet meteen en onmiddellijk een pasklare oplossing, maar het bevordert wel op zijn minst een grotere bewustwording van een veelzijdige realiteit.

rechtstreeks en duidelijk overleg met de verschillende gremia van de universiteit en het rectoraat

6. Een waardering van het alledaagse

Wie een beetje vertrouwd is met mijn columns in Tertio, Basis, Ezra of Golfslag kent mijn wereld- en mensbeeld. Het betreft een visie en beleving van de werkelijkheid waarin aandacht voor het alledaagse, voor het broze en onooglijke zelfs, telkens weer sterk naar voren treedt. Wie spreekt over kwaliteitsvol menselijk samenleven en samenwerken, spreekt over een tastbare werkelijkheid. Het gaat niet enkel om gedachten en ideeën, maar om een geaarde en concreet beleefde realiteit. Vanuit dat oogpunt is het m.i. erg belangrijk om ook in de 'uiterlijke' omstandigheden van onze ruimtes meer aandacht te besteden aan esthetiek, stijl en gezelligheid, aan 'aankleding' enigermate van het personeelslokaal en de studentenruimte, aan het voorzien in een gemoedelijke plek om samen iets te drinken en het leven te delen, maar ook aan een plek om samen werk te bespreken of te overleggen, en tot slot aan een plek om even stil te vallen, een ruimte om tot bezinning te komen voor wie daar even nood aan heeft.

Wie spreekt over kwaliteitsvol menselijk samenleven en samenwerken, spreekt over een tastbare werkelijkheid